The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
XII. HET NIRVAANA
Tijdens de periode dat Jetsun te Brin verbleef, woonde daar ook een zeer verstandige, rijke en invloedrijke lama Tsaphoewa.
Hij was het die op de bijeenkomsten van de inwoners van Brin steeds de ereplaats innam. Ondanks zijn grote bewondering voor Jetsun, knaagde in zijn hart de jaloersheid. Bij hem rijpte het plan om Jetsun door strikvragen in een moeilijke positie te brengen en hij zocht daarvoor een gelegenheid waarbij veel van zijn eigen aanhangers zouden zijn.
En in de herfst van het jaar van de houten tijger kwam voor hem de gelegenheid. Jetsun zou aanzitten op een bruiloft. Jetsun kreeg de ereplaats toegewezen. Naast hem zat Lama Tsaphoewa. Deze boog zeer diep voor Jetsun en verwachtte dat ook van Jetsun. Maar Jetsun, die slechts boog voor zijn Goeroe, week ook nu niet af van zijn gewoonte. Dat kwetste de geshe (ongeveer als hindoe of pandit), die bij zichzelf mompelde:
"Ik, een pandit, buig voor zo'n kinkel die me niet eens groet. Maar nu is mijn uur gekomen." Hij nam een boek over filosofie en vroeg Jetsun: "O Jetsun, wees zo vriendelijk mij deze tekst, die ik moeilijk begrijp, woord voor woord uit te leggen?"
Een uitleg woord voor woord is voor u vast niet moeilijk. Maar de toepassing ervan in uw eigen leven is een andere kwestie. Daarvoor moet gij verzaken aan de acht wereldse ambities, ze afsnijden aan de wortel en uitstijgen boven het geloof in het persoonlijke ik. Nooit heb ik enig belang gehecht, laat staan bestudeerd, aan de conventionele werken waarin vraag en antwoord moeten worden ingepompt en weer uitgebraakt om een tegenstander te overbluffen. Op die manier kan men de echte Waarheid onmogelijk ontdekken. Maar luister liever:
Gehoorzaamheid
aan u, o Marpa.
Mag ik gespaard blijven van allerlei disputen rondom geloof en
dogma's.
Tot nu toe heb ik mijn geest steeds gericht op uw
genade
En geen andere verstrooiing gezocht.
Door langdurige contemplatie over Liefde en Medelijden
Ben ik vergeten welk verschil er is tussen mij en de
anderen.
Door langdurige meditatie over mijn Goeroe, die ik boven mij
weet,
Ben ik al diegenen vergeten die heersen door macht en prestige.
Door langdurige meditatie over mijn onafscheidelijke
beschermgoden
Ben ik de gewone vleselijke gedaante vergeten.
Door langdurige meditatie over de esoterische Waarheid
Ben ik vergelen wat er in de boeken werd beschreven.
Door mij de gewone kennis eigen te maken
Verleerde ik de kunst van het waarzeggen.
Door langdurige contemplatie over de drie lichamen waaruit ik besta
Vergat ik hoop en vrees.
Door langdurige meditatie over het nu en het toekomstige als zijnde een
geheel
Vergat ik de angst voor geboorte en dood.
Door alles zelf te bestuderen en te toetsen aan eigen
bevindingen
Vergat ik een beroep te doen op de mening van
vrienden.
Door elke nieuwe ontdekking in mijn persoonlijk leven toe te passen,
Vergat ik alle geloofspunten en
dogma's.
Door langdurige meditatie over het Absolute
Vergat ik alle vastomlijnde definities.
Door langdurige meditatie over zichtbare verschijnselen zoals het
Dharma-Kaaya,
Vergat ik de meditatie vervat in de
geest.
Door een langdurig verblijf van mijn geest in het
ongeschapene
Verleerde ik alle conventies en verkeerde
gebruiken.
Reeds lang gewoon aan nederigheid van geest en
lichaam
Kregen ambitie en machtswellust op mij geen vat.
Reeds lang gewoon mijn vleselijk lichaam als mijn kluis te
beschouwen,
Vergat ik het comfort en de luxe van retraites in
kloosters.
En omdat ik de betekenis heb achterhaald van het
woordenloze
Vergat ik de taal als bron van woord en zin.
Wijs man, ik hoop dat gij dat in uw boeken ontdekt.
"Goed, goed," antwoordde de geshe, "dat is niet strijdig met het geloof van de Yogi, maar een dergelijke religieuze uiteenzetting slaat nergens op. Ik buig voor iemand die een zeer geëvolueerd man meent te zijn."
Maar de andere aanwezigen namen dat niet. Zij protesteerden en wierpen de geshe voor de voeten dat hij van echte godsdienst geen kaas had gegeten. Dat griefde de geshe nog meer. Hij zag opeens een gevaarlijke bedreiging van de financiële kant van de godsdienst door de theorie van Milarepa. Daar zou hij een stokje voor steken.
Zijn bijzit beloofde hij een kostbare turkoois als zij Jetsun vergiftigde melk deed drinken. Daar stemde zij in toe. Jetsun was toen in Brin-Dragkar en voelde dat zijn einde op handen was. Hij gaf zijn voornaamste leerling zijn laatste onderrichtingen bij wijze van testament en ontving toen de vrouw. Maar hij wist dat zij de turkoois niet had gekregen en dat zij hem ook na haar misdaad niet zou krijgen. Daarom sprak hij: "Voor het ogenblik kan ik uw offer niet aanvaarden. Kom nog eens terug dan zal ik dat wel doen."
Helemaal in de war liep de vrouw terug naar de geshe. Zij vertelde hem dat Jetsun haar had doorzien. Maar de geshe antwoordde: "Als Jetsun u werkelijk had doorzien zou hij niet hebben gezegd dat gij later moest terugkomen. Kijk hier hebt gij de turkoois, maar zorg dat hij nu het gif opdrinkt." Maar de vrouw gaf niet toe. De geshe mocht gerust de turkoois houden en beweren dat Jetsun helemaal geen helderziende was, zij ging niet meer terug. Maar de geshe gaf zich niet zo gemakkelijk gewonnen. "Het domme volk meent dat Jetsun een helderziende is, maar in de Schriften wordt een dergelijk iemand beschreven en die gelijkt op verre na niet op Jetsun. Maar kijk, een ander voorstel. Gij hebt toch mijn bed al met mij gedeeld en zoals het spreekwoord zegt: veel of weinig look eten is hetzelfde. Het is immers allemaal look, wel we zullen als man en vrouw leven en gij zult heersen over alles wat ik bezit. Ga naar Jetsun en breng hem vergiftigd voedsel."
Jetsun ontving de vrouw in Trode-Trashi-Gang. Glimlachend aanvaardde hij de offerande: "Gij hebt nu toch de turkoois gekregen?" vroeg hij haar. Snikkend viel de vrouw op de grond en smeekte Jetsun niet te drinken, maar haar, de misdadige, alles te doen opdrinken als straf voor haar lage daad. Maar Jetsun antwoordde: "Dat kan ik niet toestaan; vooreerst heb ik diep medelijden met u en ik zou bovendien te kort komen aan de wil van de Bodhisattva en een zware geestelijke zonde begaan. Mijn werk hier is af en mijn leven voltooid. Ik ga in een andere wereld. Het gif heeft daarop geen invloed, maar ik heb het de eerste keer geweigerd opdat gij de turkoois zoudt hebben gekregen, nu gij hem bezit zal ik het gif opdrinken, daarmee is ook aan de wensen van de geshe voldaan. De andere beloften die hij u heeft gedaan zullen u jammer genoeg ontvlieden. Zeer vlug zal voor u beiden het ogenblik komen waarop gij u deze daad diep zult beklagen. Toon dan dat gij echt berouw hebt en vat uw leven anders op. Maar als het u te zwaar valt, vermijd dan tenminste nog dergelijke misdaden te bedrijven. Bid voor mij en mijn discipelen. Ik wil trachten uw slecht karma te doen verdwijnen. Maar zolang ik nog leef moogt gij daar met niemand over spreken. Later zal alles wel aan iedereen bekend zijn. Alhoewel gij niet kunt geloven in alles wat ik heb gezegd, vraag ik u om dit laatste te geloven en zwijgzaam af te wachten tot de belofte is vervuld."
En Jetsun dronk het gif op tot de laatste druppel. De vrouw vertelde haar wedervaren aan haar geshe. Die zei: "Elk gesproken woord is daarom nog geen waarheid. Niet alles wat wordt gebakken is immers eetbaar. Het voornaamste is dat hij het gif heeft opgedronken. En nu zwijgen als vermoord en afwachten."
Jetsun liet aan alle bewoners van Tingri en Nyanam en aan allen die hem kenden en in hem geloofden zeggen dat zij hem moesten bezoeken. En zij kwamen allen naar Lapchi-Choebar. Verschillende dagen onderhield Jetsun hen over de wet van het karma en het Dharma-Kaaya. De aarde scheen bevolkt met goddelijke wezens. Regenbogen schitterden in de blauwe hemel, wolken in allerlei tinten en in de vorm van zonneschermen verschenen en bloemen regenden neer. De lucht was vervuld van een heerlijke geur en er steeg een onwezenlijke, mooie muziek op. De aanwezigen vroegen aan Jetsun naar de betekenis van die wondere verschijnselen.
En Jetsun zong:
Gehoorzaamheid
zij u, gracieuze Marpa.
En zegen uw volgelingen dat hun aantal mag groeien.
Rondom mij, de mysticus,
Komen de goden van de Toeshita-hemel
En heiligen van alle regionen naar mij luisteren.
Zij vullen het uitspansel,
Maar slechts zij die over de vijf ogenparen beschikken
Kunnen ze opmerken
(vijf
ogenparen: 1. ogen van het instinct, 2. hemelse ogen; 3. ogen van de waarheid,
4. goddelijke ogen, 5. ogen van de Boeddha).
Ik zie hoe zij mij eer bewijzen
En toezien
Dat iedereen hier het goed heeft.
De hemel is een regenboog
En een regen van goddelijke, welriekende bloemen valt op ons neer.
Iedereen kan dat ruiken en hoort tevens wondere melodieën
En wordt doorstroomd van goddelijke liefde en vreugde.
Dat zijn de vruchten van de genade van de Kargyutpas-heiligen.
Zoek een toevlucht in het Geloof
Als gij de goden en de engelen wilt zien.
En luister aandachtig:
Uit het verleden hebt gij slecht karma meegekregen
En vanaf uw geboorte hebt gij met de zonde gespeeld.
Het goede en de verdienstelijke daden lokken u niet erg aan.
Gij zijt gegroeid, maar uw natuur bleef pervers.
Achteraf plukt gij de vrucht van het kwaad.
Vraagt gij u af of het slechte karma kan worden uitgewist?
Weet dan dat het verlangen naar het goede hiertoe volstaat.
Maar zij die volharden in de boosheid,
Die een volle buik ruilen voor eerloosheid,
Die niet beseffen waardoor zij geketend liggen
En bovendien nog denken voor leider te spelen,
Doen groot onrecht aan anderen en ook aan zichzelf.
Om pijn en smart te vermijden,
Mijd het kwaad.
Heb berouw en biecht oprecht
Aan de voeten van de Goeroe en de goden.
Daarbij hoort de vaste wil om niet te herbeginnen
En gij neemt de kortste weg naar de bevrijding.
De zondaars hebben meestal een sluwe geest,
Onstandvastig en voortdurend op verstrooiing gericht.
Zonder belangstelling voor het mystieke,
Verblind door het kwaad,
Hebben zij biecht en berouw voortdurend nodig.
Breng
uzelf tot inkeer.
Verlaat het pad der zonde en richt u naar het goede.
Op die manier zult gij niet alleen
De goden van het Dharma zien,
Maar ook de heiligste, opperste Godheid.
Gij zult het Dharma-Kaaya van uw eigen geest zien.
En daardoor "ALLES".
Het oneindige visioen, het samsaara en Nirvaana.
Dan zullen uw karmische daden ophouden.
Na deze hymne voelden alle aanwezigen een steeds groeiend verlangen naar de Grote Bevrijding. En Jetsun vervolgde: "Discipelen, goden en alle aanwezigen, uw aanwezigheid hier resulteert uit een goed karma uit vroegere levens. En in dit leven hebt gij het nog beter gedaan. Ik ben een oud man en het is nu vrijwel zeker dat niemand onder u mij nog zal ontmoeten. Ik vraag u de toespraken die ik heb gehouden in praktijk te brengen. Pas mijn woorden toe in uw dagelijks leven." De mensen van Nyanam, geschrokken door zijn woorden die op een afscheid duidden, smeekten hem om toch nog een laatste bezoek te brengen aan Nyanam. Dat vroegen ook de bewoners van Tingri. Maar Jetsun antwoordde dat hij te oud was geworden om naar Nyanam én naar Tingri te gaan. Hij zou de dood afwachten te Brin en te Choebar. Daarop smeekten zij hem elke plaats die hij bezocht had te zegenen en tevens alle wezens.
En Jetsun zong de hymne van de Goede Wensen:
Vader en
Beschermer van alle wezens,
Gij die uw goede wensen hebt verwerkelijkt,
Marpa, ik werp me aan uw voeten.
Discipelen luister:
Vol liefde zijt gij voor mij geweest
En ik heb u wederliefde gegeven.
Verbonden door die sterke band
Zullen wij elkaar terugzien in het Rijk van de Vreugde.
Edelmoedigen, moogt gij nog lang en voorspoedig leven,
Gevrijwaard van perverse gedachten,
Vol vroomheid voor het mystieke,
Dat er echte vrede moge komen in dit land.
Zonder ziekte of oorlogen
Met rijke, overvloedige oogsten,
Met rechtschapen mensen.
Allen die mij hebben gezien en mijn stem gehoord
En die mijn geschiedenis in hun hart dragen
En allen die mijn naam en doel hebben gekend
Mogen zij met mij zijn in het Rijk van de Vreugde.
Zij die mijn leven hebben bestudeerd,
Nagevolgd en zich hebben gewijd aan meditatie
En zij die het hebben beschreven, verteld en aangehoord,
Die het hebben gelezen of vereerd,
Of aangenomen als gedragsregel
Mogen zij met mij zijn in het Rijk van de Vreugde.
En alle wezens die nog moeten komen
En die willen mediteren,
Mogen ze worden Bevrijd van dwalingen en fouten
Krachtens mijn gestrengheid.
En ook onbeperkte verdienste voor hen
Die ontberingen doorstaan ter wille van de devotie.
En voor hen die anderen op de weg helpen.
Onbeperkte genade ook voor hen
Die echt luisteren naar mijn levensverhaal.
Mogen zij de Bevrijding vinden.
Mogen het weinige dat ik had,
De plaatsen waar ik verbleef,
De stenen waarop ik rustte,
Overal vrede en geluk brengen.
De aarde, het water, het vuur, de lucht,
De etherische ruimten en om het even wat wil ik omvatten.
De Devas, Nagas en geesten van de acht Orden
En alle plaatselijke geesten
Zullen geen kwaad berokkenen
Aan hen die volgens het Dharma leven.
Geen enkel levend wezen zelfs geen insect,
Mag gebonden blijven aan het samsaarisch bestaan.
Mag ik de kracht hebben om allen te redden.
Deze hymne vervulde allen met grote blijdschap. En zij meenden te hebben gehoord dat Jetsun toch niet weg zou gaan. Daarop ging de congregatie uiteen en iedereen keerde naar huis terug. De regenbogen en andere verschijnselen verdwenen.
Langs Shiwa-Wöd-Repa en een paar andere discipelen om vroegen mensen uit Brin dat Jetsun bij hen zijn intrek zou nemen. Daar betrok hij een kluis bovenop een rots gebouwd die Giftige Aanraking werd genoemd. De kwade slangengeest van Brin had er, naar men beweerde, verbleven. Jetsun vroeg aan de discipelen of zij nog opheldering wensten, want hij had niet lang meer te leven, zo sprak hij. Bri-Gom Repa en Seban-Repa vroegen hem daarop: "Moeten wij echt geloven, Jetsun, dat gij ons gaat verlaten en uw intrek gaat nemen in het Nirvaana?" Jetsun antwoordde: "Mijn leven nadert zijn voltooiing."
Enkele dagen later werd hij ziek. Ngan Dzong-Repa offerde allerlei kostbaarheden aan Goeroes, Devas en Daakinies en drong er bij Jetsun op aan een medische behandeling te volgen.
Maar Jetsun hoorde niet van die kant. Hij had volbracht wat van hem verwacht was en zijn tijd was om. Hij vermaande zijn discipelen, nooit Tantrische riten te gebruiken om er zelf baat bij te hebben. "Mijn geest komt niet meer los van de Waarheid, dat betekent meteen het einde. Marpa heeft mij de middelen doen kennen om de vijf giftige ziekten uit te roeien (ontucht, haat, stompzinnigheid, egoïsme, jaloersheid). Een monnikspij alleen aantrekken volstaat niet. Ook de beproevingen en de moeilijkheden moet gij beschouwen als een hulp op de Weg. Want het kwaad kan tot goed worden omgebogen op het geschikte ogenblik. Daarom heeft Boeddha destijds door dokter Jievaka Koemaara zijn koorts laten nemen, omdat vele discipelen nog niet voldoende waren gevorderd om reeds door hun meester te worden verlaten. Maar later toen zijn tijd was gekomen is ook Hij het Nirvaana binnengegaan."
Twee van zijn beste leerlingen vroegen hem nu wat er na zijn dood moest gebeuren. Wat er met zijn gebeente moest gebeuren, hoe het binnengaan in het Nirvaana jaar na jaar moest worden herdacht en dergelijke.
"Door de hulp van Marpa heb ik al de opdrachten van het samsaara vervuld. Dus blijft er geen lichaam na mijn dood. Er moeten geen stoepas of tsha-tshas van klei worden gemaakt. Ik bezit geen klooster of tempel en voel geen behoefde om een opvolger aan te duiden. Woestijnen, heuvels, bergtoppen en grotten kunnen door u allen worden gebruikt. De wezens van de zes werelden kunt gij als uw kinderen en leerlingen beschermen. Gebruik uw ijver om met vurige liefde het Dharma te volbrengen en houd de zegevierende standaard van de Devotie hoog. Herhaal dagelijks het gebed van de vier takken. De verjaardag van mijn heengaan kunt gij herdenken met een oprecht gebed uit uw diepste diepte. Wie echter faalt en alles wat hij hier heeft gehoord overboord gooit, zal zinken in de diepte van de hel. Het leven is kort en het uur van de dood onbekend, handel zó dat gij op geen enkel ogenblik voor een van uw daden hoeft te blozen."
Daarop zong Jetsun:
Ik kniel
voor u neer, o Marpa!
Mijn discipelen, bijeengebracht door het geloof,
Luister naar mijn testament!
Naar het testament van de oude Milarepa,
De Yogi Milarepa,
Die door de genade van Marpa van Lhobrak
Met succes alles heeft vervuld.
Shishyas, discipelen,
Doe zoals ik u heb voorgehouden.
Dan werkt gij voor het welzijn van de anderen en voor uzelf.
En de Boeddha en ikzelf zullen tevreden over u zijn.
Andere daden brengen geen heil,
Voor u noch voor anderen
En zij bezwaren mijn hart.
Als een Goeroe niet hoort in de ononderbroken lijn van opvolging
Welk nut heeft het dan door hem te worden ingewijd?
En als het Dharma geen deel uitmaakte van zijn eigen natuur
Wat zou men dan winnen bij het van buiten leren van de Tantras?
Hoe kunt gij nut halen uit de meditatie
Als gij niet hebt verzaakt aan de wereld?
En kunt gij er baat bij hebben de riten te onderhouden
Als gij geen overeenstemming bereikt tussen de Doctrines,
Het lichaam, het woord en de geest?
Als de haat slechts door de liefde wordt overwonnen
Wat kan men dan winnen door te mediteren over geduld?
Als partijdigheid en antipathie blijven voortbestaan,
Is het nodig eerbied op te brengen?
En als alle egoïsme niet uit uw hart is verdreven,
Ziet gij er wat in om alsnog aalmoezen te geven?
Als gij de wezens van de zes werelden niet als uw verwanten beschouwt,
Kunt gij dan in alle oprechtheid een hiërarchische plaats bekleden?
En als liefde en eerbied niet in uw hart wonen,
Heeft het dan wel nut een stoepa te bouwen?
Als gij tijdens de vier gedeelten van de dag niet kunt mediteren,
Is het dan wel nodig dat gij tsha-tshas maakt?
En stijgt het gebed niet op uit het diepste van uw hart,
Vier dan ook de verjaardagen niet.
Als uw oor de geheime onderrichtingen niet vasthoudt,
Is het dan nodig er voor te lijden?
En vergezellen het geloof en de liefde de heilige niet tijdens zijn leven
Waarom zou men dan zijn relieken en zijn beeld in ere houden.
Als gij zelf spijt noch berouw kent
Welk nut heeft het dan te zeggen: verzaak en heb berouw.
En als gij uzelf meer bemint dan uw naaste
Spreek dan niet over mededogen.
En als gij uw begeerten niet beheerst,
Kunt gij u dan ten dienste stellen van anderen?
Als elk woord van de Goeroe niet wordt gewaardeerd,
Is het nutteloos een hele schare shishyas te hebben.
Daden die geen voordeel brengen,
Ontstaan uit kwaad.
Laat ze.
De Yogi zich bewust van zijn zending
Kent de weg die hij moet volgen.
Iedereen was diep onder de indruk van Jetsuns woorden. Nu kwam de geshe Tsaphoewa bij Jetsun met vlees en chhang. "Jetsun, heilig man, het is toch onmogelijk dat gij ziek zoudt zijn", riep hij uit, "verspreid de ziekte over uw volgelingen en verdeel zo de pijn, of nog beter, breng ze over op mij."
Jetsun glimlachte: "De ziekte van een leek is niet gelijk aan die van een Yogi. Voor de eerste is het een ongeluk, voor mij een sieraad."
De kring van
geboorte, dood en Bevrijding wordt doorbroken
In het Rijk van het heldere licht.
Als de handen hun oorspronkelijke vorm hebben aangenomen
Geeft de grote Moedraa zijn zegen.
En kracht zonder grenzen,
Ziekten, slechte geesten, zonden
Kunnen mij slechts groter maken.
Zij versmelten met mijn zenuwen en zaad,
Ik gebruik ze als sieraden
En de ziekte is mij welkom,
Waarom zou ik ze overbrengen?
De geshe dacht: "Jetsun verdenkt mij, maar hij is er niet zeker van. Maar de ziekte aan iemand overbrengen kan hij toch niet." Daarop sprak hij: "O Jetsun, ik zou dolgraag de oorzaak van uw lijden kennen. Breng uw ziekte op mij over."
Jetsun: "Iemand heeft de duivel van het egoïsme opgeroepen en deze duivel, de ergste die ik ken, is oorzaak van mijn ziekte. De ziekte is niet te genezen en mijn lijden kan ik niet op u overbrengen, want gij zoudt het geen ogenblik uithouden."
"O," dacht de geshe, "hij kan het dus niet en daarom wendt hij voor het niet te willen." "Kom op, Jetsun, geef mij uw pijn."
"Niet aan u, maar aan die deur geef ik mijn pijn." De deur van de kamer kraakte in al haar voegen en zou vernield geweest zijn als Jetsun ze niet had bevrijd.
De geshe dacht aan een of andere magische illusie en vroeg nogmaals naar de pijn.
Nu gaf Jetsun hem de helft van de pijn die hij leed. De geshe bezweek er bijna onder. Hij schreeuwde om vergeving en plaatste de voet van Jetsun op zijn hoofd. Alles wat hij bezat, bood hij Jetsun aan.
Het oprechte berouw dat doorklonk in de woorden van de geshe trof Jetsun. Hij nam de pijn opnieuw over en schonk de geshe vergiffenis.
Gehoorzaamheid
aan Marpa!
Zelfs de vijf hoofdzonden
Kunnen worden vergeven als men oprecht berouw heeft.
Door mijn verdienste en deelname in het Geluk
Met alle vroegere, huidige en toekomstige Boeddhas
Kan ik van alle wezens het slechte karma wegnemen.
Ik neem het op mij
Waardoor het wordt uitgewist.
Ik heb medelijden met hem die mij heeft vervloekt
En ook met zijn Goeroe, zijn meester, zijn verwanten.
Het slechte karma neem ik op mij
En vorm het om.
Hoed u voor slecht gezelschap
En zoek in uw volgend bestaan, goede vrienden.
Door het aanhoren van deze hymne voelde de geshe een grote verlichting. "Alles wat ik tot nu toe heb misdreven werd geïnspireerd door mijn begeerte naar rijkdom en bezit. Van nu af wil ik niets meer bezitten. Alles wat ik heb, geef ik aan u. Maar ik zie al dat gij weigert. Maar neem ze dan voor het onderhoud van uw discipelen. Alstublieft neem het aan."
Jetsun bleef niettemin weigeren. Naderhand hebben de discipelen er de crematieonkosten van Jetsun mee betaald en nog steeds worden er herdenkingsplechtigheden ter ere van Jetsun mee bekostigd. Tsaphoewa zelf werd een oprechte discipel.
Maar Jetsun bleef niet langer. Zijn verblijf was niet vruchteloos geweest. Een groot zondaar had zich bekeerd. "Mijn zending is voltooid", merkte hij op, "en dan blijft een Yogi niet. Voor een Yogi is sterven in een dorp minstens zo erg als sterven in een hut voor een koning. Ik vertrek naar Choebar om daar op het einde te wachten."
Maar Seban-Repa weerhield hem. "Heer," zo sprak hij, "ik zal u dragers bezorgen. Een voetreis in uw toestand is uitgesloten." Maar Jetsun weigerde beslist, slechts enkele jonge discipelen mochten hem voorafgaan op de weg naar Choebar.
Enkele jongeren vertrokken, maar vonden Jetsun al in de grot van de Tong van de jak. Andere discipelen volgden de stoet, eveneens met Jetsun in hun midden. En nog een andere Jetsun zat doodziek op de Giftige Rots. Weer een andere Jetsun predikte een slotsermoen op de Rode Rots. Bovendien verscheen Jetsun aan iedere bewonderaar die thuis afscheidsoffers bracht.
Twee van zijn beste leerlingen Shiwa-Wöd-Repa, de meester van Ngan-Dzong en Seban-Repa vroegen Jetsun in welk rijk hij zou vertoeven en ook of hij voor ieder van hen nog speciale onderrichtingen had, en waarheen zij hun gebeden moesten richten.
"Richt uw gebeden volgens uw geloof", antwoordde Jetsun. "Om het even waar gij bidt, oprecht en vurig, daar zal ik bij u zijn. Ik ga naar het Ngön-gah (Geluk) bij Bhagavaan Akshobhya. Geef Rechoeng, zodra hij terug is, mijn bamboestok en mijn katoenen kleed. Raak mij niet aan vóór Rechoeng hier is. De muts van Maitrie en deze zwarte stok, beide uitstekende hulpmiddelen bij de meditatie, zijn voor Oepa-Tönpa. De houten bol voor Shiwa-Wöd. De schedel (als schaal gebruikt) is voor Ngan-Dzong-Tönpa. Seban-Repa krijgt de silex en het metaal. De benen lepel komt toe aan Bri-Gom-Repa. Het goud dat ik gedurende mijn bestaan heb verzameld berust hier. En ook de wijze waarop het moet worden verdeeld, is er bijgevoegd. Mogelijk zijn er nog onder u die erg trots zijn op hun schijnbare heiligheid, maar die er in feite slechts op belust zijn roem en eer te verwerven. Dit voedt het ego. Geef niet toe aan de bekoring van aardse roem, maar richt u naar een vurige en oprechte devotie."
De leerlingen vroegen of zij, in beperkte mate, zekere aardse verplichtingen op zich mochten nemen in het voordeel van anderen. Dat stond Jetsun wel toe voor zover zij zich zouden onthouden van elk persoonlijk belang. Maar hij voegde er waarschuwend aan toe dat mensen er zelden in slagen volkomen belangloos voor anderen diensten te verlenen. Het is ongeveer zoals de ene drenkeling die de andere poogt te redden. "Verwerkelijk zelf de Waarheid in u vooraleer ze aan anderen over te brengen. Iedereen zal trouwens nog gelegenheid te over hebben zich dienstbaar te maken. Wees nederig en zacht. Kleed u onopvallend. Schuw overdaad in voedsel en kleding. Zet alle gedachten aan aardse roem van u af. Verdraag geduldig de kastijding van geest en lichaam."
Marpa,
mijn heer en meester,
Gehoorzaamheid aan u.
Zonder mijn Goeroe
Zal, ondanks uw ijver,
De genade veeleer gering zijn.
Zonder deskundige inwijding
Zullen de Tantras
Zich voor u nooit volledig ontsluiten.
Zonder behulp van de Tantrische geschriften
Zitten de riten vol voetangels.
Zonder meditatie
Wordt ook de kleinste aardse verzaking
Een ware foltering.
Overwin slechte inzichten door hun tegengestelden
Of de preek wordt een woordenkramerij.
Zonder Methode of kennis van de Weg
Schiet volharding tekort.
Zonder kennis van het Geheim der subtiele Methoden
Wordt, ondanks ijver, de weg zéér lang.
Zonder u voor anderen in te zetten
Blijft uw beloning uitermate gering.
Zonder uw verworven welstand op te offeren,
Levert veel meditatie relatief weinig kennis op.
Zonder vrede in uzelf
Verrijkt het verworvene slechts anderen.
Zonder de rust in uzelf te vinden,
Blijft het plezier rondom u een bron van onrust.
Zonder de duivel van de ambitie te beheersen
Leidt het verlangen naar roem u naar de ondergang.
Bewaar de vrede in u en niets zal u beroeren.
Blijf geconcentreerd en de verstrooiing verdwijnt,
Blijf alleen en gij ontdekt een vriend,
Kies de laatste plaats om de eerste te bezetten,
Haast u langzaam om eerst aan te komen,
Verzaak aan een aardse loopbaan om het hoogste doel te bereiken,
Volg de Weg, het is de kortste,
Herwin uzelf in de Leegte en medelijden ontspruit aan uw hart.
Slechts als gij tussen uzelf en anderen geen verschil ziet,
Kunt gij anderen helpen
En slechts dan succes hebben.
Dan zult gij mij ontmoeten.
En als ge mij ziet, wordt ook gij een Boeddha.
Bid voor mij, voor Boeddha, voor onze gemeenschap.
Bid vurig, zonder onderscheid te maken onder u.
Hierna ging Jetsun over in de stille staat van Samaadhi. Hij was 84 jaar. Het was de ochtend van de veertiende dag na de laatste van de drie wintermaanden van het jaar van de rammelaar, midden een grandioos spektakel. De wolken vertoonden alle mogelijke kleuren, het regende bloemen, de toppen der bergen namen de vorm aan van stoepas, gericht naar Choebar. De lucht geurde en overal weerklonk zeer mooie muziek.
De mensen van Nyanam hadden het nieuws van Jetsuns dood al vernomen en kwamen naar Choebar. Zij verzochten de leerlingen hen toe te staan Jetsuns lichaam mee te nemen naar Nyanam voor de crematie. Het verzoek werd echter afgewezen. Daarop vroegen zij uitstel van de crematie tot zij al de volgelingen in Nyanam hadden verzameld voor een laatste groet. Kort daarop kwamen zij met velen terug en eisten het lichaam op. De leerlingen stelden voor dat een gedeelte van Jetsuns as aan hen zou worden afgestaan, maar de mensen van Nyanam hadden er geen oren naar. Tot plots een Deva verscheen:
Discipelen
en geloofsgenoten,
Gij maakt ruzie over mijn lichaam.
Luister liever naar mij, een Deva van Jetsun.
Milarepa heeft zijn geest ondergedompeld in
Het nog ongeschapene Dharma-Kaaya.
Dat heeft, behalve de geest, geen enkele vorm
En de aardse vorm van Jetsun
Wordt opgenomen in het Dharma-Kaaya.
Als gij de echte relieken niet ontdekt,
Is het nutteloos over een lichaam te twisten.
Slechts de dwaas ruziet over het lichaam
En zal het op die manier nooit krijgen.
Bid, bid uit het diepste van uw hart
En gij zult het ongeboren Dharma-Kaaya oproepen
En een stukje relikwie ontvangen
Volgens uw verdiensten.
De Deva verdween in een regenboog. De verheugde discipelen verenigden zich in vurige gebeden. Kort daarop stelden de discipelen van Brin vast dat zij een lichaam van Jetsun in hun midden hadden. En ook de mensen van Nyanam, die het lichaam cremeerden in de grot Dut-dul van Lapchi op de rots Ei van de arend. Ook daar ging dat gepaard met allerlei wonderbare verschijnselen.
Te Choebar baden de discipelen onafgebroken rond het lijk. De zesde dag verscheen er een lichtgevende kring rond, net als bij goddelijke wezens. Het lichaam zelf kromp ineen tot de grootte van een kinderlijfje van ongeveer acht jaar oud.
De discipelen vonden het nu de hoogste tijd om de crematie aan te vatten zonder nog langer op Rechoeng te wachten. Langer talmen zou slechts het totale verlies van het lichaam met zich meebrengen, zo meenden zij.
Alles werd klaargemaakt, doch het hout vatte geen vuur. Op datzelfde ogenblik verschenen vijf Daakinies en zongen volgende hymne:
Rang
(zaadmantra van het element vuur) het goddelijk vuur van de levenskracht
Door contemplatie verkregen,
Kan niet worden aangetast door het aardse vuur.
Het vleselijk lichaam heeft geen enkele waarde
Voor hem die zich aan de devotie heeft gewijd.
De Yogi die de goddelijke mandala
In zich heeft verwerkelijkt
Hoeft geen mandala meer te tekenen op de grond.
Het licht van Bewustzijn
Heeft altijd geschitterd.
Waarom dan nog uw toortsen aansteken?
Hij heeft zich voortdurend gelaafd
Aan het Zuiverste
En kan de graankoeken best missen.
Hij droeg het gewaad van de kuisheid,
Onbevlekt door Illusie
En hoeft de gewijde kelk niet meer te nuttigen.
De hemel hangt vol wierook
En geuren van goddelijke wezens.
Het is overbodig de uwe er nog aan toe te voegen.
De vier orden van Daakinies zingen lofzangen
En ook de hogere orden sparen hun eerbetoon niet.
Welke riten kunt gij daar nog aan toevoegen?
Rond de brandstapel staan de dapperste krijgers
En rivaliseren met de helden om de eer.
Zorg gij niet langer zo angstvallig voor het heilige lichaam.
De relieken van hem die de waarheid vond,
Vragen naar geen conventionele riten.
Laat ze in vrede rusten
Wat door goden en mensen wordt vereerd
Vraagt geen bezitneming.
Bid eerbiedig.
Het past niet hier te zeggen:
"Dat is van mij."
Maar mediteer.
Herlees het geschrevene van Boeddha's Goeroes
En verval niet in holle woordenkramerij
Maar bewaar de stilte.
Het heilige Onderricht
Op de adem der engelen meegevoerd
Wordt bevuild door goddeloosheid.
Zoek daarom de eenzaamheid op.
Op uw weg
Zult gij het niet gemakkelijk hebben.
Voer de riten uit in het geheim.
De raadgevingen van uw Goeroe
Zijn voor u een zegen.
Vervolg van de hymne van de Daakinies:
Ban alle
twijfel uit uw hart.
Het leven van Jetsun
Vraagt geen grootscheepse lofbetuigingen.
Luister ootmoedig
Naar de hymne van de Daakinies.
Ze betekent voor u een weldaad.
De volgelingen van Milarepa
Zullen verschillende heilige Yogis voortbrengen,
Onder de mensen en de dieren van deze streek
Zullen geen ziektes meer woekeren.
Voor de aanwezigen
Komt er geen wedergeboorte in een ongelukkige wereld.
Voor de mandala van de Werkelijkheid
Zijn geest en uiterlijke verschijnselen één.
Stop nu de theorie van de dualiteit.
Overdenk aandachtig Jetsuns laatste woorden
En gehoorzaam zijn orders.
En moge elk van u het heilige Dharma beoefenen,
Opdat iedereen vrede en geluk zou vinden.
Ngan-Dzong-Tönpa gaf nu opdracht de crematie op te schorten tot Rechoengs terugkeer, hoewel hij zijn bezorgdheid niet verdoezelde dat er naderhand geen enkele relikwie zou overblijven. Maar volgens Shiwa-Wöd-Repa was Rechoeng al vlakbij. Het moedwillige vuur was een vingerwijzing.
Rechoeng zelf verbleef op dat ogenblik in het klooster van Loro-Döl. 's Nachts kreeg hij een visioen. Hij zag zichzelf te Choebar met een helverlichte chaita of kristallen reliek. Daakinies, discipelen en andere wezens brachten offeranden in enorme hoeveelheden. Rechoeng boog voor de chaitya. Jetsun verscheen eruit en sprak: "Mijn zoon Rechoeng, alhoewel gij niet zijt gekomen toen ik u riep, ben ik toch echt blij u te ontmoeten. Temeer daar het waarschijnlijk nog vrij lang zal duren eer onze ontmoeting zich herhaalt." En hij legde zijn hand op Rechoengs hoofd. Deze werd wakker, verbaasd over wat hem was overkomen. Maar twee Daakinies brachten verduidelijking. "Rechoeng," vertelden zij, "haast u wilt gij uw meester nog zien. Hij vertrekt weldra naar de hoogste sfeer." En ook daar verschenen prachtige regenbogen.
Sterk onder de indruk vertrok Rechoeng zonder dralen. Nog vóór de hanen van Loro-Döl hun bek van tussen hun pluimen hadden gehaald.
Door de kennis van de ademhalingscontrole had Rechoeng de afstand nog vóór de middag afgelegd waar reizigers met muilezels ongeveer twee maand voor nodig hebben. Door de kracht van de ingehouden adem snelde hij als een pijl vooruit. Bij het krieken van de dag bereikte hij de top van de Pozele tussen Tingri en Brin. Hij rustte hier even en zag een wondermooi verlichte top van de Jovo-Rabzang. Bovendien zweefden er allerhande wezens rond, beladen met offergaven. Rechoeng werd door vrees bevangen en vroeg de Daakinies naar de oorzaak van die wondere dingen.
"Man," antwoordden zij, "hebt gij uw ogen en oren dichtgehouden? Jetsun-Mila-Zhadpa-Dorje is vertrokken naar het heilige en zuivere rijk. Het heilige Dharma wordt vereerd door ons allen en ook door de aardse wezens die te Choebar zijn verzameld."
Het leek Rechoeng of hem het hart werd uitgerukt. Hij raasde weg naar Choebar. En vlakbij Choebar wachtte Jetsun hem op nabij een rots in de vorm van de voet van de chaitya. Jetsun groette hem zeer hartelijk en legde hem de hand op het hoofd. Net als in de droom.
Boordevol vreugde, omdat Jetsun toch niets was overkomen viel Rechoeng op de grond en plaatste Jetsuns voet op zijn hoofd. Daarop gaf Jetsun hem de raad kalm de weg naar Choebar te volgen, onderwijl zou hij voorop gaan om zijn komst voor te bereiden.
Te Choebar begaf hij zich onmiddellijk naar de grot waar Jetsun gewoonlijk verbleef. Daar zag hij de discipelen en andere volgelingen in aanbidding voor het levenloze lichaam van Jetsun. Sommigen herkenden hem niet en lieten hem niet tot bij het lijk komen. Vol smart zong Rechoeng de hymne van de zeven takken voor zijn Goeroe.
Heer,
incarnatie van de eeuwige Boeddha,
Toevlucht van alle wezens,
Hoort gij in uw diepe liefde
De smeekbede van die sukkel,
Van Rechoeng-Dorje-Tagpa niet?
Ik schreeuw om u, in mijn angst en pijn.
Heer, als gij uw zoon niet beschermt
Met uw liefde en wijsheid,
Wie zoudt gij dan beschermen?
In één adem liep ik tot hier.
Mag deze sukkel uw gelaat niet meer zien?
Toon uw goedheid,
Verleen uw genade, o Vader,
Gij die alles weet,
Boeddha van nu, van eertijds, van later,
Tot u bid ik,
Ik de schamele bedelaar.
Gehoorzaam aan uw geboden
Eer ik u.
Vergeef mij, zo smeek ik u,
Mijn zonden, mijn twijfels, mijn afwijkingen.
Vol blije bewondering voor uw daden
Smeek ik u het Rad van mystiek, Dharma, verder te draaien.
Al wat ik door meditatie en devotie heb verworven,
Geef ik u, o Jetsun,
Bevind het waardig
En laat mij uw gelaat nog eens zien!
Eens was ik uw uitverkoren discipel
En nu mag ik u zelfs niet meer zien.
Maar ik zie uw gelaat
In een helder visioen.
Geef mij de kostbare onderrichtingen
Die ik nodig heb om de twijfels te overwinnen
In de studie van de twee takken (samsaara en Nirvaana).
Heer die alles weet,
Luister naar uw zoon
En ontneem mij de kracht van uw genade niet.
Maar zie op mij neer vanuit het onzichtbare Rijk.
Heb medelijden, Kenner van de drie tijden,
Met mij, Rechoeng, de geblinddoekte.
Heb medelijden met alle levende wezens,
En ook met mij, Rechoeng.
Het lijk, dat al een grondkleur had aangenomen, fleurde weer wat bij en almeteen vatte het hout van de brandstapel vuur. Ondertussen haastten Shiwa-Wöd-Repa, Seban-Repa en anderen zich om Rechoeng welkom te heetten. Maar Rechoeng, ontgoocheld, omdat hij bij het lijk niet kon komen, zong luidop verder. Hierop deed Jetsun zijn lichaam weer herleven en riep: "Jeugdige discipelen, handel toch niet zo ondoordacht, een leeuw is meer waard dan honderd tijgers. En zeker een leeuw als Rechoeng. Kom hier, Rechoeng, en wees niet zo lichtgeraakt."
Jetsun zat rechtop in het vuur waarvan de vlammen een lotus vormden met acht bloembladen. En hij zong zijn geestelijk testament:
Rechoeng,
zoon naar mijn hart,
Luister naar mijn testament.
In de samsaarische oceaan van de drie werelden
Is het onstabiele fysische lichaam de grote schuldige.
Voortdurend op zoek naar voedsel en kleding
Is het nooit bevredigd.
Rechoeng, verzaak aan de wereld.
In de stad van onstabiele fysische vormen
Is de geest zonder werkelijkheidszin de grote schuldige.
Onderworpen aan vlees en bloed
Vindt hij nooit de echte Werkelijkheid.
Rechoeng, ontdek de ware aard van de geest.
Tussen intelligentie en materie
Is zelfgemaakte kennis de grote schuldige.
Altijd bevreesd voor toevallige ongelukken
Komt ze er niet toe op zoek te gaan naar het verborgene.
Rechoeng, ga op zoek naar de zekerheid van het onbekende.
Op de grens van dit en van het toekomstige leven
Is zelfgenoegzaamheid de grote schuldige.
Zij zoekt voortdurend naar een vorm die ze niet heeft
En ontdekt nooit de Waarheid.
Rechoeng, ga en vind de eeuwige Waarheid.
In de illusiestad van de zes werelden
Zijn de zonde en mentale duisternis de grote schuldige.
Het wezen vindt er vreugde en verdriet,
Maar nooit aanvaarding.
Rechoeng, mijd vreugde en verdriet.
In de onzichtbare hemel
Heeft de volmaakte Boeddha,
Expert in subtiele argumenten,
Allerlei spitsvondigheden en schijnwaarheden verborgen
Waartussen men vergeefs naar de eeuwige Waarheid zoekt.
Rechoeng, vermijd de listige argumentatie.
Goeroes, Devas, Daakinies,
Dat alles kunt gij vereren.
Het bestaan, het volgende en het tussenstadium
Beschouw dat als één geheel.
Het vuur nam nu de vorm aan van een grote vihaara (paleis) met vier ingangen en vlaggen en banieren op de tinnen. Onderaan vormden de vlammen lotussen met acht bloembladen en de zeven koninklijke insignes. Voor de ene verscheen het lichaam als Gaypa-Dorje, voor de andere als Demchog, een derde zag het als Sang-du, een vierde als Dorje-Pa-mo. En allen hoorden de Daakinies zingen:
Het
gekraak der vlammen
Is als liefelijke muziek
Van schelpen en cimbalen,
Harpen, fluiten en tamboerijnen.
Vonken springen weg als meteoren
En worden goden.
De rook
Kleurt als een regenboog
En vormt standaarden,
De acht symbolen
De svastika en het diagram van het Geluk.
Uit de verkoolde beenderen
Van Hem die zijn aardse lichaam
Teruggaf aan het element lucht
Ontstonden ontelbare goden en godinnen.
De Goeroe is nu in het Dharma-Kaaya
En gelijk aan de wijdse hemel.
Waar de wolk van de goede wil van Sambhoga-Kaaya
(Sambhoga-Kaaya: lichaam van volmaakte deugden)
Zich in verliest
En van waaruit
Bloemen van het Nirmaana-Kaaya
(Nirmaana-Kaaya: lichaam van de incarnatie)
Onophoudend op aarde neerdwarrelen
En zorgen voor een rijke oogst van bevrijde wezens.
Dat is de
ware aard van het Ongeschapene,
Het Dharma Dhaatoe, het Ongeborene, de Leegte,
Het Soenyata, zonder einde noch oorsprong,
Geboorte en dood
Zijn slechts elementen van de Leegte.
Dat is de grote Werkelijkheid.
Twijfel niet langer.
De avond daalde nu over de menigte en het vuur van de brandstapel was uitgedoofd. De leerlingen openden de deur van de crematieplaats om de as vlugger te doen afkoelen om zo spoedig mogelijk de zo fel begeerde relikwieën te bemachtigen. De ganse nacht verloren zij de plek geen ogenblik uit het oog. Tegen de morgen dommelde Rechoeng even in en droomde dat vijf Daakinies met offergaven de brandstapel naderden en weer verdwenen met een lichtgevende sfeer. Verbijsterd keek hij toe en schrok wakker. Met enkele andere discipelen rende hij vlug naar de plaats waar de brand had gewoed, maar zij vonden zelfs geen stofje of sintel meer. Rechoeng was er het hart van in en smeekte de Daakinies om toch iets terug te sturen. Zij antwoordden:
"Hebt gij dan niet de waarheid waardoor gij het Dharma-Kaaya in uw eigen geest kunt terugvinden? Is dat niet de schoonste relikwie die gij bezit? Maar een vurig gebed kan Jetsun misschien bewegen u wel een of ander te geven."
De discipelen baden nu:
Heer, gij
die u ter aarde wierp voor uw Goeroe,
En vol ijver en geloof zijn orders uitvoerde
Waardoor gij het esoterisch onderricht verkreeg,
Geef ons uw relikwie
Voor ons, als getuigen van ons geloof,
Voor de anderen als steun in hun groei naar dat geloof.
Heer, in de eenzaamheid van de heuvels
Hebt gij ijverig gemediteerd.
En op een wonderbare manier de vervulling bereikt.
Overal verwierft gij daardoor bekendheid.
Geef ons een relikwie,
Opdat allen die u hebben gekend
En over u gehoord
U zouden kunnen aanbidden en vereren.
Heer, toen gij nog in ons midden waart,
Straalde uw kennis en dapperheid
Over ons en stak ons aan.
Geef ons een relikwie
Om het vuur in ons brandend te houden.
Heer, onder de menigte
Strooide gij kwistig liefde rond.
Gij redde hen en wees de weg.
Geef ons een relikwie
Om steun te geven
Aan hen die uw ijver en moed ontberen.
Heer, door uw aardse omhulsel prijs te geven,
Hebt gij getoond dat gij de goddelijke staat hebt bereikt.
Gij hebt het heelal veranderd in het lichaam van de Waarheid
En gij zijt de Heer van de Daakinies.
Geef ons een relikwie
Om te worden vereerd
Door uw shishyas.
De Daakinies verschenen nu weer met de lichtgevende sfeer. De discipelen staken hun armen uit in de hoop uitverkoren te worden om de relikwie te ontvangen. Maar de sfeer veranderde zelf van vorm. Een gedeelte vormde een kroon in de vorm van een lotus met zon en maan en geschraagd door vier leeuwen. Een ander gedeelte vormde een kristallen chaitya. Deze straalde vijf kleuren uit (blauw, wit, rood, geel en purper: kleuren van het aureool van Boeddha). Het inwendige van de chaitya toonde een beeld van Jetsun omgeven door Daakinies. De chaitya zelf werd door twee Daakinies bewaakt die zongen:
Zonen,
Deva-Kyong en Shiva-Wöd,
Ngan-Dzong-Tönpa en anderen,
Discipelen van hoge afkomst,
Gekleed in wit katoen,
Met oprecht geloof
Aanroept gij uw geestelijke Vader
En smeekt gij hem om een relikwie.
Door de
kracht van uw gebed
Krijgt gij hier een voorwerp
Dat niet alleen de Meester zelf,
Maar bovendien alle deugden van het Tri-Kaaya belichaamt,
Dat alle wezens kan bevrijden
Uit de kringloop van geboorte en dood
En leidt naar Boeddha.
Het Dharma-Kaaya, zijn sfeer, zijn symbool
In de vorm van een ei
Behoort niemand en allen toe.
Als gij vurig blijft bidden
Zullen zijn Zegen en Genade niet verminderen.
Dat is de heilige belofte van alle Boeddhas.
Demchog, de helden en Yoginis
Vullen de hemel.
Zij vertegenwoordigen de Wijsheid,
Het Sambhoga-Kaaya.
En schenken kracht en geestelijk gaven.
Als gij vurig blijft bidden,
Zulllen hun Zegen en Genade niet verminderen.
Dat is de heilige belofte van alle Daakinies.
Uit de goedheid van Boeddha,
Van het Dharma-Kaaya zelf,
Ontstond de chaitya van kristal,
Versierd
met duizend en twee Boeddhas
En de vier Orden van de tantrische goden.
Als gij vurig blijft bidden
Zal de goedheid niet verminderen.
Dat is de heilige belofte van alle Dharmapaalas.
De Goeroe, onafscheidelijke belichaming van het Tri-Kaaya,
Vertoonde zich in verschillende vormen.
En ook, en gij noemt dat een wonder,
In dit klein en prachtig meesterwerk.
Als gij Hem oprecht vereert,
Zal zijn zegen niet verminderen.
Vertrouw op de heilige belofte van alle grote Yogis.
Als gij dit alles oprecht gelooft,
Zult gij er wel bij varen.
Als gij daarover mediteert in de eenzaamheid
Zijn er Maatrikas en Daakinies bij u.
Als gij oprecht zijt in uw spiritueel leven
Zult gij succes hebben in Yoga.
Als gij geen welstand begeert,
Hebt gij uw passie overwonnen.
Als gij geen belang meer stelt in aardse dingen
Hebt gij Maara bedwongen.
Als er geen kaste- of geloofsverschil is tussen u
Zijn uw inzichten juist.
Als gij het samsaara en Nirvaana als leegte aanziet,
Zijt gij in uw meditatie op het rechte pad.
Als uw ijver en energie spontaan opborrelen,
Zijn uw daden oprecht.
Als uw Goeroe u profetische woorden toevertrouwt,
Is uw geloof oprecht.
Als gij alle wezens kunt helpen,
Hebt gij de juiste oplossing.
Als Goeroe en shishya dezelfde gedachtegang hebben,
Is hun relatie oprecht.
Als goede voortekens duiden op succes
Zijn uw gedachten op het goede spoor.
Goedheid en Geloof, Betrachting en Voldoening
Dat zijn uw relikwieën.
De chaitya werd door de Daakinies op een troon geplaatst en zij wilden ermee verdwijnen, toen Shiwa-Wöd-Repa de stem verhief:
Vader,
gij die opnieuw mens geworden zijt
Om anderen te dienen,
Goddelijke Yogi van de Sambhoga-Kaayas,
Gij die schouwt in de onverklaarbare Werkelijkheid
Waar de Waarheid vandaan komt,
Voor u, Vader, Werkelijkheid zelf, deze smeekbede.
Geef aan ons, uw shishyas (leerlingen),
De chaitya die de Daakinies bij zich houden.
Heer, onder andere volmaakte Yogis
Zijt gij als een schrijn vol goud,
Een onvergetelijke, een Yogi zonder weerga.
Meester van het ascetische leven,
Geef aan ons, uw aardse volgelingen,
De chaitya die de Daakinies angstvallig vasthouden.
Heer, als gij uw Goeroe diende,
Waart gij als de vacht op een mak lam,
Een Yogi die altijd bereid was te dienen.
Heer van mededogen,
Geef ons, uw arme shishyas,
De chaitya die de Daakinies bij zich dragen.
Heer, toen gij de wereld afzwoer,
Waart gij de koning van de vrije Rishis (zieners),
Standvastig in uw beslissingen.
Meester van de Moed,
Geef uw shishyas
De chaitya van de Daakinies.
Heer, als gij mediteerde over uw Goeroe's onderricht
Waart gij als de tijgerin die vlees ruikt,
Een Yogi vrij van elke twijfel.
Meester in de volharding,
Geef uw shishyas
De chaitya van de Daakinies.
Heer, tijdens uw verblijf in eenzaamheid
Waart gij als ijzer, zonder barst,
Een Yogi zonder schaduwzijde.
Meester, gij die alle nutteloze ambitie verzaakte,
Geef uw shishyas
De chaitya van de Daakinies.
Heer, toen gij de tekenen toonde van uw siddhi (bijzondere kracht)
Waart gij als de leeuw en de olifant,
Een Yogi, onbevreesd en dapper.
Meester zonder vrees,
Geef ons, shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, gij die de waarheid en de fysische warmte ontdekte,
Gij zijt als de volle maan
En straalt over de hele aarde.
Gij die alle begeerten hebt overwonnen,
Geef ons, shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, als gij uw shishyas beschermde,
Was het of kristal de zon ontmoette.
Yogi, gij schiep meesters van siddhi.
Weldoener, wij smeken u
Geef ons, shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, als de goederen van de aarde uw deel werden,
Waart gij als druppels kwikzilver op de grond,
Yogi zonder lage hebzucht.
Onbevlekte,
Geef ons, uw shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, toen gij grote vergaderingen leidde,
Waart gij als de zonsopgang.
Yogi, gij verlichtte alles.
Wijze en welbeminde,
Geef ons, uw shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, toen de wereld naar u opkeek,
Was het als de kinderen naar hun moeder.
Yogi, gij deedt alles voor ons welzijn.
Toegenegene,
Geef ons, uw shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, toen gij vertrok naar het goddelijk rijk
Was het als een schrijn vol weldaden,
Yogi die aan elke begeerte hebt verzaakt,
Uitmuntende,
Geef ons, uw shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Heer, uw voorspellingen
Werden steeds bewaarheid.
Yogi zonder vergissingen,
Kenner van de drie tijden,
Geef ons, uw shishyas, de chaitya van de Daakinies.
Heer, wanneer gij goed deed voor iemand
Was het als een vader voor zijn zoon.
Yogi, gij hield niets voor u en nam niets terug.
Bevallige,
Geef ons, uw shishyas,
De chaitya van de Daakinies.
Vanuit de chaitya antwoordde Jetsun:
Hooggeboren
gelovige,
Die zo vurig bidt,
Luister, witkatoenen discipel:
De ware aard van het Dharma-Kaaya
Is de Leegte, het absolute Niets,
En niemand kan ervan zeggen
Ik heb het of ik heb het niet meer.
Als het lichaam zich in de Ruimte verliest
Blijft alleen het ei over.
Dat blijft als chaitya.
Vereerd door de Daakinies van de vijf Orden
Is het voor altijd naar het goddelijk rijk.
De relikwie die gij wenst,
Is de kennis om het Dharma-Kaaya te verwerkelijken.
Het is de heiligste as.
Draag ze voortdurend in uw hart
En blijf in de Waarheid.
De helpende hand van de Goeroe
En van iemand vol goede intenties
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Evenzo gelijkt de echte roep van de Leegte
Op de obsessie van het geweten.
Maar neem de ene niet voor de andere.
De kennis van het Zuivere door meditatie,
En de gelatenheid bereikt door extatische rust
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De diepe intuïtie van het bovenbewuste
En de diepe overtuiging van schijnbare juistheden
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De heldere kijk van de zuivere geest
En de nobele impulsen om anderen te dienen,
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Het geestelijk voordeel dat voortvloeit uit devotie
En het tijdelijk voordeel uit wereldse zaken
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De geestelijke richtlijnen van Daakinies en Maatrikas
En de bekoringen en verleidingen van de geest
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De daden door Daakinies aanbevolen
En hindernissen opgeworpen door Maara,
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Het aureool van het Dharma-Kaaya
En het aureool van aardse roem
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De pracht van het Rijk van het Nirmaana-Kaaya
En de heerlijkheid van het sensuele paradijs
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
De chaitya van de goden
En de chaitya van de duivel
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Het aureool, symbool van het heelal,
En de doodgewone regenboog
Lijken fel op elkaar,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Het geloof voortspruitend uit kosmische bindingen met het verleden
En een kunstmatig aangekweekt geloof
Lijken net dezelfde,
Maar neem het ene niet voor het andere.
Het ware geloof, verankerd in de diepte van het hart,
En het geloof, in standgehouden door schaamte en verplichtingen
Lijken fel op elkaar,
Maar neem het ene niet voor het andere.
Oprechte devotie
En geveinsde
Lijken net dezelfde,
Maar neem de ene niet voor de andere.
Het ware succes dat men zelf heeft bewerkstelligd
En het succes van de roem, door erover te praten
Lijken fel op elkaar,
Maar neem het ene niet voor het andere.
Deze chaitya hoort toe aan de Maatrikas en de Daakinies
En is het symbool van de Boeddhas van toen, nu en straks,
Getuige van de band tussen helden en Yoginis
En meditatieplek voor uw Goeroe Jetsun.
De chaitya wordt naar Ngön-gah gebracht (paradijs van het oosten)
Waar de gelukzalige Shamvara,
Lokeshvara en de godin Taaraa samen zijn.
Buig het hoofd voor de chaitya
En gij zult gesterkt worden in uw geloof.
Nu verschenen ook Gaypa-Dorje, Demchog, Sang-du en Dorje-Pa-mo. De stoet Daakinies vertrok nu naar het oosten en loste op in een schitterend licht. Sommigen zagen Jetsun, gekleed als Sambhoga-Kaaya en schrijlings op een leeuw gezeten. Iedere poot van de leeuw steunde op een Daakinie met verschillende kleuren, de kleuren van de onderscheiden orden (wit, geel, rood en groen). Anderen zagen weer andere wonderen. De discipelen waren allen de wanhoop nabij. Plots klonk een stem, hoewel er geen lichaam scheen bij te horen: "Wees niet zo troosteloos, op de rots Amolika zult gij vier miraculeuze letters vinden; dat moet volstaan." Nu nog worden te Lapchi-Choebar die wonderbare lettertekens vereerd. Min of meer getroost begonnen de discipelen nu met de uitvoering van Jetsuns testament. Zij zochten in de omgeving van de brandstapel en vonden een stuk katoen door Jetsun zelf geweven. Daar was een mes in gewikkeld met een elzenhouten hecht. Het lemmet was van staal en uiterst scherp. Ook was er nog een stuk bruine suiker. En een klein briefje. "De stof en de suiker gesneden met dit mes zullen niet verkleinen. Snijd voor iedereen een stuk stof en een stuk suiker af. Al wie de stof aanraakt en de suiker proeft is voor immer bevrijd van de lagere stadia van het bestaan. Dit was het voedsel en het kleed van Milarepa in Samaadhi. Al wie de naam Milarepa zelfs maar heeft gehoord zal gedurende zijn leven zijn behoed voor een geboorte in een lager stadium en zal zich zeven levens lang zijn vorig bestaan herinneren." En onderaan:
Het
voedsel dat ik at
In Samaadhi
Bezat speciale eigenschappen.
Zij die er kunnen van proeven
Sluiten de deur van een geboorte in Preta-loka.
Een stuk van dit katoen
Op het lichaam of om de hals
Tijdens meditatie op de vitale warmte
Sluit de deur van de koude, harde hel.
En zij die dit genadevoedsel eten
Zijn gered van de drie lagere werelden.
Zij die mij willen volgen,
Zullen geen lagere stadia meer doorlopen,
Maar stap voor stap vorderen,
Op de weg van het Bodhi.
Zij die mijn naam
En de wekroep van het geloof hebben gehoord
Zullen zich naam en afkomst
Zeven levens lang herinneren.
Het heelal werd voor mij goud
Onnodig dus er staven van te verzamelen
Volg mijn raad op
En bereik de volmaaktheid, net als ik.
De discipelen sneden de stof en de suiker en hoe zij ook sneden, de stukken bleven even groot. Zij die de suiker proefden en zich kleedden met de stof werden genezen. Zij die geestelijk leden, de zondaars, werden bevrijd van hun zondenlast. Een regen van bloemen daalde neer. Sommige ervan daalden tot op manshoogte en stegen opnieuw op. Andere vielen op de grond, maar verwelkten bij aanraking. Sommige waren zo delicaat als de vleugels van bijen. In de vallei van Choebar lag een bloementapijt dat tot de enkels reikte.
Elke verjaardag van de rouwplechtigheid verschijnen regenbogen en is de lucht doordrenkt van een goddelijk parfum en regent het bloemen. Zelfs in de winterse kou.
Hier eindigt het verhaal over het leven van Milarepa.